Iets over het rapport van deputaten van DGK en GKN waarin kerkelijke eenheid wordt besproken en waarin voorstellen worden gedaan om zover te komen.
Dingen komen vaak anders over dan zoals het is bedoeld. Zo is ook het rapport van deputaten geschreven vanuit een geest die ontstaan is in de onderlinge samenwerking van deputaten. Maar als lezer van zo’n document heb je dat begrijpelijkerwijs niet meegekregen. Dat blijkt ook wel uit veel vragen die me bereiken.
Vrijblijvend?
Uit de vragen die me vanuit de kerken nog wel eens bereiken, blijkt ook dat er hier en daar een misverstand leeft.
Ik kom nog best wel eens tegen dat mensen leven met het beeld dat de eenwording met de DGK iets is dat nog te bezien valt en dat het eventueel op de lange baan geschoven kan worden of misschien zelfs nooit zover komt. Maar om een mogelijk misverstand uit de weg te ruimen: die voorstelling klopt zeker niet. De weg naar eenwording is door de kerken ingezet en u mag verwachten dat die weg verder door wordt bewandeld.
Dat is toch belangrijk om goed helder te hebben. Want voor we het weten is het beeld als volgt: De deputaten willen één worden, terwijl wij er nog niet over uit zijn of we dat wel willen. En nu proberen de deputaten ons te overtuigen. Maar zo is het niet.
De kerken hebben najaar 2018 besloten om de DGK te herkennen als kerken van Jezus Christus, staande op het fundament van apostelen en profeten. Dat is even een belangrijk punt. Juist omdat het een besluit van de kerken is. 2,5 jaar geleden genomen. En de kerken, dus ook iedere plaatselijke kerk, hebben één jaar later, toen de herkenning wederzijds was, aan de deputaten Eenheid Gereformeerde Belijders de opdracht gegeven om te bespreken hoe kerkelijke eenheid gestalte gegeven kan worden en daarna met voorstellen te komen voor de synode. Dat is waar zij nu mee bezig zijn geweest en waar de kerken over zijn geïnformeerd door een brief en later door een rapport. Zij doen niet anders dan een opdracht uitvoeren die zij van de kerken gekregen hebben. Deputaten gaan de kerken echt niet proberen te overtuigen van een opdracht die ze zelf aan hen gegeven hebben. Hun doel is puur om te helpen. Als ze kunnen helpen om dit proces in goede banen te leiden, willen ze dat ook graag doen.
Herkenning – erkenning – vereniging
Eén van de vragen die vaak gesteld worden, is deze: Wat betekenen de drie stappen van herkenning, erkenning en vereniging en waar staan we als kerken precies? Aan die drie woorden gaat de verkenning nog vooraf.
Nu moeten we ons niet teveel aan die woorden ophangen, maar even goed kijken naar wat de synode daar precies over besloten heeft.
Op dit moment zitten wij in de fase van wederzijdse herkenning. Dat betekent dat de fase van verkennen al lang geleden afgesloten is. Kun je in de verkenningsfase nog spreken van een bepaalde mate van vrijblijvendheid, dat is bij de herkenningsfase niet meer het geval.
Bij herkenning moet je denken aan wat in artikel 29 NGB wordt gezegd over kenmerken, waaraan de ware kerk gekend kan worden. Bij herkenning neem je de kenmerken van de ware kerk waar.
Toen de DGK ook ons als kerken van Jezus Christus herkenden, heeft onze synode in november 2019 gezegd (ik citeer uit de gronden): ‘Met de wederzijds uitgesproken herkenning zijn er geen fundamentele gronden die het samen gaan in één kerkverband in de weg staan en het voortzetten van de gesprekken tussen beide kerkverbanden verhinderen.’
Wat er nu gebeurt, is dus niets anders dan de consequentie van de beslissingen die wij in het verleden genomen hebben.
Herkenning vraagt om erkenning. Wat is het verschil? Ik zou het zo willen zeggen: bij de erkenning van elkaar maak je concreet wat je bij de herkenning al hebt uitgesproken. Wie erkenninguitspreekt, maakt dat dus concreet aan de hand van de kenmerken van de kerk. Op het gebied van de prediking van het evangelie worden de kansels onderling opengesteld. Op het gebied van de sacramenten worden de avondmaalstafels onderling opengesteld. Op het gebied van de tucht worden de attesten onderling aanvaard.
Wie herkenning uitspreekt, verplicht zichzelf om naar de erkenning toe te werken. Anders ben je verplicht om aan te tonen dat die herkenning onterecht was. Doe je dat niet dan ben je te vergelijken met iemand die zich verlooft, maar elke keer de bruiloft zonder duidelijke redenen uitstelt. Dan ben je zelf degene die onbetrouwbaar is.
Op het moment dat je elkaar erkent, ben je dus aan het verenigen. En dan geldt: geestelijke eenheid vraagt om institutionele eenheid. Dat hoeft niet allemaal in één keer tegelijk. Op het openstellen van elkaars kansels en avondmaalstafels kan vroeger of later een gezamenlijke synode volgen. En er kan zelfs plaatselijke fusie op volgen. Maar dat kan nooit geforceerd gebeuren. Plaatselijk spelen er soms ook dingen die landelijk niet bekend zijn. Daar moet je echt de tijd voor nemen. Het mooie van de trits verkennen-herkennen-erkennen is dat er steeds het woord ‘kennen’ in voorkomt. In de Bijbel betekent kennen altijd dat je een relatie hebt. In die fasen wordt de geestelijke eenheid gevormd. Daar begint het verenigen door een geestelijke basis te leggen.
Een persoonlijke ervaring
Ik kan me voorstellen dat er ook onder ons zijn die zich van deze stand van zaken niet zo bewust waren. Misschien zijn er die denken: ‘Maar ik heb toch weldegelijk het één en ander meegemaakt’. Of: ‘ik heb wel degelijk dingen gelezen in de Bazuin waar ik niet aan moet denken’. Misschien zijn er zelfs wel die bewust voor de GKN gekozen hebben omdat ze persé niet bij de DGK wilden horen.
Dan is het inderdaad waar dat er een wissel om moet. Ik ga daar ook niet om liegen. Maar ik wil ook die gevoelens serieus nemen. Het gaat namelijk niet alleen maar om gevoel (dat kan badinerend klinken), maar ook om werkelijke praktijkervaring.
Daarom wil ik graag een beleving met u delen. Om te laten zien dat het voor mij niet vreemd is om wantrouwend te zijn ten opzichte van de DGK. Maar ik vraag u ook om mijn beleving mee te maken. En dan met name de momenten dat ik en mijn collega’s geconfronteerd werden met het werk van de Heere Jezus.
Ik zat vanaf zo’n beetje 2014 in het deputaatschap Eenheid Gereformeerde Belijders. Wij kregen al snel te maken met het verzoek van de DGK om met hen te spreken. Dat waren toen nog verkennende gesprekken. Van onze kant leefde er nogal wat wantrouwen jegens de DGK. Wij vonden dat we daar ook reden voor hadden.
Ik weet nog dat er van de kant van DGK nogal werd benadrukt dat er een bijbelse plicht is om te werken aan kerkelijke eenheid. Het was niet zo dat wij het daar op zich niet mee eens waren. Maar toch ervoeren we dat als een soort van drammen. Wij hadden daar nog wel wat vragen bij. Kerkelijk eenheid kan toch alleen als er ook geestelijke eenheid is? Wij ervoeren de gesprekken toen ook alsof wij steeds werden beoordeeld, alsof wij naar de DGK moesten terugkeren. Of dat terecht was, weet ik niet, maar dat het zo door ons werd ervaren, dat is een ding dat zeker is.
Onze synode heeft op een gegeven moment besloten om één ding heel helder te krijgen, namelijk: wat is het gezag van de kerkorde in verhouding tot Schrift en belijdenis. De indruk leefde namelijk dat de kerkorde bij de DGK op hetzelfde niveau stond als Schrift en belijdenis. Daar zijn we het gesprek over aangegaan en wat belangrijk is: we bleken het er met elkaar over eens te zijn dat de kerkorde niet hetzelfde gezag heeft als Schrift en belijdenis. De kerkorde heeft hooguit afgeleid gezag. Formeel waren we het in ieder geval eens.
De consequentie daarvan kon niet anders zijn dan verder praten. Maar wel eerlijk verder praten. Want formeel het met elkaar eens zijn is één, de vraag is vervolgens ook of het functioneert. Daarom hebben we twee onderwerpen willen bespreken: het fundament van de kerk en de katholiciteit van de kerk. Dat gaat er kort gezegd over dat de kerk nooit gebonden kan worden aan inzichten van mensen en dat de kerk meer is dan wij met onze organisatiestructuren en kerkorde kunnen overzien. U begrijpt misschien: tussen DGK en GKN waren dat precies de gevoelige onderwerpen.
Eerlijk gezegd vond ik de gesprekken daarover stroef. Al mijn GKN-collega’s vonden dat. We vonden dat er een benadering werd gekozen waarbij de kerkorde en de eigen kerkgeschiedenis leidend waren. Ik persoonlijk zag eenwording met de DGK toen absoluut niet zitten.
Op het punt van de onderwerping aan het gezag van de Schrift was dat anders. Ik weet nog dat we dat als iets bijzonders zagen. In deze tijd kerken ontmoeten die nog willen buigen voor het gezag van Gods Woord. Ik moet zeggen: zo’n moment helpt om even boven je eigen vaak binnenkerkelijke moeiten uit te komen, en dat is belangrijk. Met de beste bedoelingen focus je vaak op zaken die belangrijker zijn voor jezelf dan dat het echt belangrijk is voor de grote naam van God.
En dan wordt het niet gemakkelijker. Omdat je dan gedwongen wordt om net zo kritisch naar jezelf te kijken. Toentertijd gingen de gesprekken vooral over de katholiciteit van de kerk. Wij hebben destijds overwogen dat die katholiciteit ook onszelf raakt. Zij mogen ons niet binden boven de Schrift. Maar wij hen ook niet. Wij mogen net zo goed van hen niet vragen om precies te denken zoals wij. Wij hebben toen gezegd: wij herkennen de DGK als kerken van Jezus Christus. En daarmee zeiden we: we zien de Heere Jezus daar werken. Daarmee zeg je veel. Daarmee zeg je: misschien vertrouwen we de DGK nog steeds niet volledig, maar we vertrouwen Jezus wel. Als de Heere daar kennelijk werkt, dan gaan wij niet alleen maar blijven twijfelen. Want als het erop aan komt, durven we dan ook te zeggen dat we Jezus meer vertrouwen dan onze eigen GKN?
Natuurlijk moet je dan weten dat de DGK daar op dezelfde manier in staan. Daarom konden we niet anders dan één harde voorwaarde stellen aan de DGK: jullie moeten ons ook op dezelfde manier herkennen als kerken van Jezus Christus. Anders heeft verder praten geen zin.
En toen kwam de herkenning van hun kant. En dat was meteen het moment dat alles veranderde in de gesprekken. Ik heb mij daar zelf over verwonderd en verbaasd. Het was alsof er een deur was opengegaan. De stroefheid was helemaal verdwenen. De angst en het wantrouwen, er was eigenlijk geen spoor meer van te herkennen. We zaten als broeders van één huis geestelijk met elkaar te praten. Dat had ik zelf nooit verwacht. En we zien het als deputaten als niets anders dan het krachtige werk van de enige die dat kan doen: Hij die opgestaan is uit de dood. En vanaf dat moment konden wij het over de moeilijkste onderwerpen en de lastigste verschillen tussen DGK en GKN helemaal met elkaar eens worden.
Het is werkelijk waar dat ik een hartelijke voorstander van kerkelijke eenheid met de DGK ben geworden. Ik was het niet.
Ik besef dat ik van medebroeders en -zusters niet zomaar mag verwachten dat ze mij dat nu kunnen nazeggen. Want zij hebben die ervaring niet. En daarom begrijp ik ook dat wij als deputaten voor het gevoel van sommigen misschien nogal ver voor de troepen hebben uitgerend.
Voorwaarden?
Maar er is mogelijk nog een misverstand dat kan verhinderen om het mee te maken. De beide deputaatschappen hebben namelijk een aantal onderwerpen besproken waarin DGK en GKN in de praktijk verschillen. Daardoor kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat overeenstemming over al die verschillen een voorwaarde is om over te gaan tot vereniging.
Maar dat is ook niet het geval. Er zijn geen voorwaarden. Als je katholiek wil blijven, dan mogen er ook geen voorwaarden zijn. Want als het gaat om Schrift en belijdenis, dan zijn er geen principiële verschillen. Dat is ook de reden waarom de DGK bereid zijn om de GKN te erkennen in hun huidige vorm. Inclusief de ambten. Inclusief de kerkelijke praktijk. En met dat laatste wordt bedoeld: vrouwenstemrecht in sommige gemeenten, andere formulieren in sommige gemeenten, andere regels voor te lezen preken, andere kerkelijke contacten, dat soort dingen. Ik vind dat je bijna niet kunt overschatten wat voor stap de DGK daarmee zetten.
De enige reden waarom de deputaten die verschillen besproken hebben, is om voorbereid te zijn op wat er komen gaat als we ons verenigen. Kunnen we er dan uitkomen met elkaar? Daar zijn we positief over gestemd.
Er zullen nog wel meer vragen leven. Maar bedenk dan: de toekomst is in onze geschiedenisboeken nog niet geschreven. Die gaan we samen in. Daarbij is het alleen maar goed om elkaar op te scherpen. Als het maar in vertrouwen is. Op de Heere, welteverstaan. Want in het boek van de Heere staat het al wel vast.